Als ik van
mezelf beweer dat ik verlicht ben dan móet het wel zo zijn dat jij ook verlicht
bent. Dan móet het zo zijn dat de hele wereld verlicht is, dan móet het zo zijn
dat ik gelijk ben aan de ander, mijn omgeving.
Ik ben gelijk aan alles wat ik kan waarnemen. Ik ben de waarnemer en wat
ik waarneem (het waargenomene). Verlichting houdt namelijk in dat er geen ik
bestaat, dat er geen scheiding is tussen mij en de wereld.
Ik ben
onafgescheiden van jou, ik ben DAT waarin jij en ik verschijnen en verdwijnen.
Ik ben DAT
wat niet gezien kan worden, DAT wat geen enkele eigenschap heeft.
Er is geen
tegenstelling tussen : ‘ ik weet en jij weet niet’. Er is geen tegenstelling
tussen:’ ik ben wakker en jij slaapt’. Het hele idee van ‘iets’ weten of
‘ontwaken’ zijn schijntegenstellingen om je lijden in stand te houden!
Een leraar
wordt als verlicht gebombardeerd door jou, die zich afgescheiden ervaart en op
zoek is naar tegenstellingen, door jou,
jij die op zoek bent naar TROOST en
verlichting van je persoonlijke bestaan.
Een leraar
houdt deze schijntegenstellingen in stand door zijn leraarschap, tegelijkertijd
kan hij niet anders omdat hij MOET leraren, hij MOET wijzen naar zichzelf – en
dus naar jou.
Omdat ik
ervaar dat jij en de hele wereld net zo verlicht zijn als ik, kan ik net zo goed
beweren dat de term ‘verlichting’ een bedenksel is. Er bestaat geen tegendeel
van verlichting. Het komt er dus op neer dat het er niet toe doet, het is niet
relevant me af te vragen of verlichting bestaat en of een bepaalde leraar of
goeroe al of niet verlicht zou kunnen zijn.
Heeft
verlichting effect op je handelen, je doen en laten? Als je ziet dat jij de wereld zelf bent, dat
jij je eigen wereld verzint, ter plekke, in het hier en nu, dat jij die ander
bent,dan lijkt het logisch dat dat ‘zien’ effect heeft op je handelen en op je
gevoelsleven. Want alles wat je doet, doe je immers met jezelf (en
tégen jezelf), alles wat je waarneemt,
ben je zelf. En zo lijkt er liefde te verschijnen, er lijkt geweld te verschijnen. Maar dat ben je zélf.
Dan zou je toch logischerwijs voor de rest
van je leven lief zijn voor jezelf die ook de ander is? Of zou je jezelf dan
nog steeds pijn willen doen? Als je
geweld waarneemt als zijnde jezelf dan herken je de ware aard van geweld: je
bent zowel de dader als het slachtoffer.
Ik ga echter
een stap verder: daders en slachtoffers zijn beiden illusionair. Zij
verschijnen als denkbeelden buiten jezelf, maar er is geen ‘buiten’. Als je
werkelijk ziet dat daders en slachtoffers niets anders zijn dan concepten waarmee je jezelf om de oren slaat, waarmee je
jezelf pijnigt, kan deze pijn uiteindelijk niet meer boeien. De fascinatie
verdwijnt. Je kunt jezelf er niet meer mee vereenzelvigen, de identificatie
ermee wordt losgelaten. ( Dat is iets anders dan ontkennen! )
Dat betekent dat je lijden niet meer
definieert als ‘lijden’. Geweld wordt niet meer herkend als geweld. Er wordt
een beweging gezien maar alleen liefde
herkend. Het lijden is opgelost.
De vraag of
verlichting effect heeft op handelen is dus eigenlijk een irrelevante vraag.
Handelen, het doen (doenerschap) , het willen
(de vrije wil), het vragen en antwoorden (weten), het ‘de liefde bedrijven’ met
als tegenstelling ‘pijn lijden’, ongeluk versus gelukzaligheid, etc etc , zijn concepten die als illusionair gezien
worden.
Een goede leraar zal altijd beweren: er is
NIEMAND om verlicht te zijn en er is NIEMAND om verlicht te doen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten